missionarissen van afrika
missionnaires d’afrique

L A V I G E R I E . be
Overwegingen van de Goede Week

Het heil en de verlossende dood van Christus

Joseph Moingt s.j.
maandag 26 maart 2018 door D.F. (Vertaling), Webmaster

[marron]Gekruisigd voor ons onder Pontius Pilatus, hij leed zijn lijden en werd in het graf gelegd.
Ik verwacht zijn verrijzenis uit de doden en het leven van de komende wereld.[/marron]

[mauve fonce](Synode van Nicea-Constantinopel 325-381)[/mauve fonce]

Ook de theologie kan niet in een verstaanbare taal zeggen hoe de overgang verloopt van de tijd naar de eeuwigheid, van de aarde naar de hemel (of naar de hel), waardoor het heil wordt verwacht zich te voltrekken : men is begonnen met te zeggen dat deze zou plaats vinden op de Dag van de universele verrijzenis, wanneer God zou beslissen (om welke reden?) zijn schepping te vernietigen, later heeft men beroep gedaan op het Griekse onderscheid van de ziel en het lichaam en men heeft geleerd dat de ziel, onsterfelijk van nature, het Oordeel zou ondergaan van zodra zij het lichaam verliet en ten hemel steeg of naar de hel afdaalde, in afwachting van de verrijzenis van het lichaam, alsof de ziel haar identiteit kon bewaren op een onafhankelijke wijze van het lichaam waarvan zij haar waarnemingen ontvangt van de andere en van de wereld, en zonder uit te leggen hoe zij deze zou kunnen terugkrijgen bij het terugvinden (voor welk nut en door welk middel ?) van een lichaam dat intussen opgelost is in de deeltjes van de wereld. De betrekking van de Nieuwe Adam met de eerste mens leent zich aan een andere uitleg.

Van de eerste naar de nieuwe schepping, ingehuldigd door de dood van Jezus en die zich verder zet in de tijd waarin de oude wereld verder duurt, dat is het hele drama van de menselijke geschiedenis die verloopt, want de nieuwe schepping is geen nieuwe geschiedenis die zou volgen op die van voor Christus, het is de teruggekochte geschiedenis door hem en verzoend met haarzelf, die haar banden niet verbroken heeft met de oude geschiedenis, alsof de oude wereld overgelaten werd aan de zonde, aan de verwensing en aan de dood, vermits Paulus zijn gelovigen nog aanzet, die nochtans de hergeboorte van het doopsel ontvangen hebben, “zich te ontdoen van de oude mens” en “zich met de nieuwe mens te bekleden” [mauve fonce](Ef. 4, 22-24)[/mauve fonce], door het wederzijds verdragen en verzoenen : “En boven al, omkleed u met liefde, dat is de volmaakte band” die de christenen samenbrengt in “de vrede van Christus waartoe gij geroepen geweest zijt allen in één enkel lichaam” [mauve fonce](Kol. 3, 12-15). [/mauve fonce] Het gaat hier zowel over de geschiedenis van elkeen als over de universele geschiedenis : de ene zowel als de andere zijn nooit beëindigd, nooit definitief vastgelegd in het goede of in het kwade, evenmin dat een christen zich redt door zich te isoleren van de andere mensen, en door zich terug te trekken in “het lichaam van Christus” als in een vesting afgezonderd van de tand des tijds en van de aanvallen van het kwaad, want dit “lichaam”, dat de Geest van Jezus niet ophoudt bijeen te brengen en op te bouwen, aan te groeien en te doen groeien door de gezamenlijke actie van de christenen [mauve fonce](Ef. 4, 12-13)[/mauve fonce], is wel degelijk een werkelijkheid van historische orde, die niet afscheidbaar is van de gemeenschappelijke geschiedenis – het heil is een weefsel van individuele geschiedenissen kruiselings gelegd met de genade van de verzoening van God met de wereld in Jezus Christus.

Wat gered is, dat is wat elke mens herschept van het zijn ontvangen van de natuur en van het geërfde verleden van de geschiedenis, in de nieuwheid van het geloof en van de vrijheid, in de uitwisselingen van liefde en van vergiffenis, het is alles wat hij van zichzelf werpt in de geschiedenis die hij opbouwt, die hij beleeft en die hij ondergaat, het is de identiteit die elkeen zichzelf geeft in de “nieuwe mens” waarmee hij niet ophoudt zich te “bekleden” in de loop van zijn relaties met de anderen en de communicaties die zich weven tussen zijn persoonlijke geschiedenis en die van de anderen; en, vermits hij niet alleen leeft, de geschiedenis waarin hij zich herschept en het heil ontvangt is even zo goed een deeltje van de menselijke geschiedenis waarmee het lichaam van Christus groeit. Uiteindelijk, is het wel degelijk de universele geschiedenis die zal gered worden, door de menswording van al zijn leden geïntegreerd in de geschiedenis van de Nieuwe Adam.

Wanneer voor elkeen het uur komt om losgerukt te worden uit de tijd van de wereld, dan herleeft hij, zonder breuk van zijn identiteit, opgebouwd, ten prijze van talrijke herstellingen en hernemingen, door herboren te worden uit de Geest [mauve fonce](Jo. 3, 6)[/mauve fonce] dag na dag in het lichaam van Christus. Waarom enige verplaatsing voostellen doorheen de kosmos of erover heen, alsof de verrezen Christus elders zou kunnen zijn dan in het hart van de geschiedenis één gemaakt door de liefde waar de Vader zijn verblijf heeft gevestigd midden zijn aangenomen zonen [mauve fonce](Jo. 17, 22-24)[/mauve fonce] ? Zolang de geschiedenis duurt, houden de verrezen mensen niet op te werken in het veld van de schepping aan het heil van hun broeders die in de kosmische tijd leven, terwijl zij de krachten van het kwaad wegduwen, geboren uit de zonde van de mensen, en door samen te werken met de scheppende energieën ontplooid door het lijden van de rechtvaardigen. Zo houden zij niet op zelf te groeien in naastenliefde, door zich te integreren in de groei van de mensheid, “Totdat wij allen samen geraken tot de eenheid in het geloof en de kennis van Gods Zoon, tot de volmaakte Man, tot de gehele omvang van de volheid van de Christus.” [mauve fonce](Ef. 4, 13)[/mauve fonce]. Op het einde van de geschiedenis, die zich misschien zal voortzetten in het oneindige van het universum, zal het lichaam van Christus dat “alles in alles is” [mauve fonce](Kol. 3, 11)[/mauve fonce], zich omkeren in Rijk van God, aan wie Christus “zijn koningschap zal overdragen” opdat “God alles in alles zou zijn” [mauve fonce](1 Kor. 15, 24.28)[/mauve fonce] : helemaal, in zijn onverdeelde Drie-eenheid, in zijn schepping samengebracht in en ondeelbaar geheel, naar zijn beeld, en in elk deel van dat geheel.

Wat opstaat en verrijst op het einde van het aardse leven van een mens, dat is niet de strikte individualiteit die hij ontvangen heeft bij zijn geboorte, dat is heel de historische ontwikkeling die hij eraan gegeven heeft door zijn relaties met de anderen, door zijn werk in de samenleving en door zijn manier het universum te bewonen; en wat met hem opstaat en verrijst, dat is het deeltje van universele geschiedenis dat hij herbewerkt heeft, bij het opvangen van het verleden, door de toekomst in te zaaien, door zich te mengen met de geschiedenis van de anderen; en hij gaat verder na zijn dood in het Lichaam van Christus, in het Rijk van God samen te brengen de geschiedenis die de mensen die op aarde leven verder blijven opbouwen, een geschiedenis waarin hij zichzelf doet aangroeien met het vrucht dragen van de zaadjes die hij geworpen had. Zo krijgen betekenis de continuïteit van het leven en de solidariteit tussen levenden en doden waarvan de Egyptische landlieden van de oergeschiedenis het voorgevoel hadden, want zij legden voedsel in de kist van hun overledenen, begraven op de plaats waar zijzelf hadden geleefd, zo dicht mogelijk bij hun familieleden. Zo dus wat zal gered worden op het einde van de aardse geschiedenis van de mensheid, dat zal niet een verstrooide menigte van individuen zijn, maar de hele mensheid, herbewerkt door de geschiedenis die zij zich zal gegeven en verzameld hebben als in één enkele mens uit liefde voor de Nieuwe Adam.

Zo kan, de verlossende dood van Christus niet uitgelegd worden noch begrepen worden door de wederzijdse betrekking van de oorzaken en de gevolgen, maar tenminste betekenis krijgen, door de articulatie met de geschiedenis, bron van alle verstaanbaarheid, de verlossende dood van Christus, die betekenis geeft aan alles waarvan wij ons ontdoen opdat de mensheid zou leven.

  Croire au Dieu qui vient (Geloven in de God die komt)
T 1 - De la croyance à la foi critique
p. 574-576

Joseph Moingt, s.j.

Homepagina | Contact | Overzicht van de site | | Statistieken van de site | Bezoekers : 203 / 1152666

De activiteit van de site opvolgen nl  De activiteit van de site opvolgen België  De activiteit van de site opvolgen Hedendaags geloof   ?    |    titre sites syndiques OPML   ?

Site gebouwd met SPIP 3.0.28 + AHUNTSIC

Creative Commons License