missionarissen van afrika
missionnaires d’afrique

L A V I G E R I E . be

In de Klapstoel met Robert Giaux

Band 2 en 3-2011
donderdag 29 september 2011 door W. Trypsteen, M.Afr.

- [marron]Robert, hoe oud bent u nu?[/marron]


“Ik ben zojuist vierentachtig jaar geworden. Ik ben als jongste van vier kinderen geboren te Vierve bij Namen op 11 mei 1927. Ik had één broer en twee zussen”.

- [marron]Hoe bent u op het gedacht gekomen om Witte Pater te worden?[/marron]

“Ik denk dat ik mijn roeping om Witte Pater te worden gevonden heb in [bleu] het voorbeeld van mijn broer Gabriël [/bleu]. Hij is binnengegaan in Thy-le-Château in september 1940 en deed zijn noviciaat te Varsenare in het jaar 1941; daarna studeerde hij theologie in het scholasticaat van Heverlee van 1942 tot 1944. Einde juli kwam Gabriël naar huis in verlof (die verlofperiode was het gevolg van het te kort aan voedsel in de vormingshuizen). Op 31 juli begaf hij zich per fiets naar Namen om enkele familieleden te bezoeken in het zuiden van Henegouwen. Omdat hij toch in de buurt was ging hij de paters groeten in Thy-le-Château. Vroeg in de morgen kwam hij er toe, juist op het moment dat de Duitsers zorgvuldige huiszoekingen uitvoerde in het dorp en bij de paters.

Na een eerste ondervraging, waaruit men besloot dat de paters onschuldig waren, wilde Gabriel verder gaan. Maar omdat alle gevaar naar men zei geweken was, werd Gabriel uitgenodigd om het middagmaal te nemen samen met de communiteit. Korte tijd daarna, kwamen de Duitsers terug en namen iedereen die tegenwoordig is in het seminarie mee, waaronder ook mijn broer Gabriel. Hij heeft dezelfde calvarieweg gevolgd als alle andere confraters, maar hij was een van de eerste die bezweek.

In december was hij in het kamp van Neuengamme; toen heeft hij een negenoog gekregen in de nek, een zeer pijnlijke zweer, die hem verplichtte met gebogen hoofd te lopen. Geen enkele confrater heeft hem nog gezien, tenzij misschien een van hen die er nooit meer zouden kunnen over spreken. Een officieel bericht van zijn dood kwam van ginder in de maand augustus 1945 en bevestigde dat hij overleden was op kerstmis 1944.

Na mijn studies in het filosofische studiehuis in Thy-le-Château van 1945 tot 1947, volgde ik het noviciaat te Varsenare en mijn eerste jaar theologie in Marienthal (Luxemburg) van 1948 tot 1949; de andere twee jaren in Heverlee. Ik legde mijn eed af in 1951 en werd priester gewijd in 1952. Daarna kon ik profiteren van de koloniale wetenschappen gedurende zes maanden aan de universiteit van Leuven wat me een graduaat opleverde.

Ik had gehoopt op een benoeming in een parochie, maar tot mijn grote teleurstelling werd ik [bleu] professor benoemd in het groot seminarie van Baudewijnstad [/bleu] in Kongo. Na twee jaar werd ik teruggeroepen om mijn theologische kennis te vervolmaken aan de Gregoriana te Rome gedurende twee jaar, en in 1958 werd ik terug professor benoemd in Baudewijnstad tot 1961. Toen werd ik rector in de plaats van pater Kamiel Plessers, die rector werd in het scholasticaat te Heverlee.

Gelukkig was ik omringd door een waaier van uitmuntende professoren zoals André Rommelaere, Julien Martens, Albert Nyssens, Wim Embrechts en Gaston Vandenbroucke. Maar er waren onlusten in heel het land wegens de onafhankelijkheid van Kongo. De Congolese seminaristen voelden zich niet meer op hun gemak in deze streek, die behoorde tot de provincie van Katanga en ze verlieten het seminarie om naar hun streek van herkomst terug te keren. Het seminarie was bijna leeggelopen. Er bleven nog een twintigtal Katangese seminaristen over en stilaan verdwenen ook zij, zodat het groot seminarie van Baudewijnstad verplicht was zijn deuren te sluiten”.

  • [vert]Robert Giaux als rector van het scholasticaat te Heverlee.[/vert]

“Samen met het professorencorps bestaande uit o.a. Adriaan Andries, Octave Juvent, Wim Snellings, Ad Van Bentum, Michel Frayret, hebben we getracht de tachtig studenten in theologie een missionarisvorming te geven. Dit was voor mij een pijnlijke periode, want in Rome beleefde men de gebeurtenissen van het Concilie. Velen hebben de richtlijnen van dit Concilie verkeerd begrepen en uitgelegd. De geesten van de jongeren waren opgehitst; er was een tendens om volledige onafhankelijkheid na te streven op alle gebied. Iedereen wilde alles zelf bepalen en de bestaande wetten werden een ondraaglijke last.

Nochtans moedigden onze algemene oversten uit Rome ons aan om vol te houden en niet toe te geven aan de grillen van de jongeren. We moesten de orde handhaven. Het werd een onmogelijke taak en na drie jaren van hard labeur verliet ik het scholasticaat van Heverlee in 1965 om een nieuw tijdperk van mijn leven in te gaan. Ik kon eindelijk mijn missionaire droom waar maken”.

  • [vert]Robert op de parochie Nyakasanza te Bunia.[/vert]

“In het provinciestadje Bunia in het N.O. van Kongo werd ik eindelijk parochiepriester van 1965 tot 2003. Eerst was ik medepastoor, daarna werd ik professor op het Instituut voor Godsdienstwetenschappen (Institut de Sciences Religieuses – I.S.R.), dan regionaal, om uiteindelijk directeur van het I.S.R. te worden. Een Witte Zuster, Zuster Oswald, had een catechistenschool gesticht om catechisten een ernstige vorming te geven. (Deze school werd “vers Butare” genoemd, omdat ze werd opgericht met dezelfde basisprincipes). Ik werd uitgenodigd om er te onderwijzen. Deze school beantwoordde aan de noden van die naoorlogse tijd. Iedere parochie had nood aan opgeleide leerkrachten voor het godsdienstonderwijs en om de kinderen voor te bereiden op doopsel en vormsel. Twee jaar later vroegen de bisschoppen van Hoog-Kongo om gediplomeerde humaniorastudenten op te nemen in deze school om er volwaardige catecheten van te maken, die zo zouden kunnen instaan voor de vorming van andere catechisten.

In 1967 werd ik benoemd tot directeur van dit instituut.

Ik gaf er lessen van theologie en liturgie. Toen werd pater Frans Stevens, die regionaal geworden was, zwaar ziek en werd me gevraagd hem te vervangen. Ik heb dat een heel jaar gedaan en in 1970 werd ik verkozen tot regionaal van Ituri en kreeg nog een tweede mandaat tot in 1976”.

  • [vert]Robert als regionaal van de Regio Ituri.[/vert]

« Zes jaar lang heb ik geprobeerd de confraters bij te staan. In de streek van Ituri zijn er twee bisdommen namelijk Bunia en Mahagi. Deze twee bisdommen telden toen tachtig tot negentig confraters. Ik heb mijn best gedaan om de missieposten, parochies, zoveel mogelijk te bezoeken. Ik had een ‘valiesbibliotheek’ bij me met boeken om uit te lenen, videocassettes ter ontspanning of ter bijscholing, soms zelfs charcuterie of kaas.

Tijdens deze periode van mijn leven moest ik veel op reis, en over lange afstanden, van Badiya tot Aba en van Gety tot Nioka. De confraters hebben mij altijd zeer goed ontvangen. Ik moest eveneens zorgen voor de goede verstandverhouding tussen de paters en de inlandse clerus, tussen de paters en de bisschoppen. Ik heb heel veel geleerd van de confraters zelf. Hun manier om een parochie te leiden, hun tournees, hun verhoudingen met de bevolking en hun onderlinge omgang in de communiteit. Soms moest ik tussenkomen bij sommige ongeregeldheden of betwistingen. Er moest al eens een bemerking worden gemaakt maar over het algemeen was een schouderklopje voldoende. In elk geval was deze periode was voor mij een mooie tijd en ik dank nog altijd de hemel”.

  • [vert]Robert als directeur van het instituut van de godsdienstwetenschappen. (I.S.R.)[/vert]

“In 1977 was pater Jean-Marie Tardiff directeur van dit Instituut en ik professor gedurende drie jaar. In 1979 nam ik de directie over maar nogal rap, gezien de politieke problemen in het land, de ontwaarding van het geld en de inmenging van de politici in de godsdienstlessen, had ik plots een zenuwinzinking en moest ik op rust naar België in mijn familie voor één jaar.

Een dokter had me aangeraden twee uur per dag te gaan wandelen en zo was ik na dat rustjaar weer bekwaam om andere problemen aan te kunnen. Die problemen bleven niet uit.


De paters Jesus Salas en Dries Fransen hadden het onmogelijke gedaan om onze catecheseschool open te houden. Bij mijn aankomst te Bunia vond ik de lokalen van het Instituut voor godsdienstwetenschappen bezet door studenten theologie, die uit Fataki kwamen. Zo ging ik Mgr. Fataki, de aartsbisschop van Kisangani opzoeken en vragen de beslissing te nemen het I.S.R. terug te geven aan de catechesestudenten. Zo werd dit instituut heropend voor zijn oorspronkelijke bestemming en werd ik terug aangesteld als directeur tot in het jaar 2000.

Deze catecheseschool opende zijn deuren voor gediplomeerde studenten met zes jaren studies achter de rug, zodat ze volwaardige catecheten konden worden en instaan voor de vorming van andere catechisten. Er werden eveneens gespecialiseerde cursussen gegeven voor de vrouwen, zodat ze hun man goed konden bijstaan in zijn catechetenwerk. De parochies stuurden waardige kandidaten en de bisschop benoemde de afgestudeerden op een parochie.

In 2000, het millenniumjaar, had ik te maken met een zware ziekte, die probeerde mijn leven te destabiliseren. Ik onderging meerdere operaties en dankzij de goede dokterszorgen en het uitstekende personeel van het hospitaal Sint Jan te Brussel, heb ik normaal kunnen verder leven.

Als ik nu nog in leven ben, bij mirakel en dankzij de genaden, misschien verkregen door mijn gebeden gericht tot de Heilige Wivina, wiens beeld ik zag in de hof van de Broeders in Groot-Bijgaarden, is [bleu] mijn doel verder te leven met de Heer en ten dienste van mijn confraters [/bleu].

Na mijn genezing kwam ik terug naar Bunia en kon ik leven in een huis rechtover ons regionalaat samen met confraters René De Laet en Thierry Cornet. We stelden het goed. Spijtig genoeg moesten we in 2003 vertrekken naar Europa wegens oorlogstoestanden en de onveiligheid.

Mijn leven in Afrika was hiermede niet beëindigd, want ik kon tegenwoordig zijn op het zilveren jubileum van Mgr. Dominique Kimpinde, bisschop van Kalemie-Kirungu. Zelfs dit jaar kon ik aanwezig zijn in Bunia ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de kerk in Ituri, op de parochie van Vieux-Kilo.

Ziedaar enkele episoden uit mijn bewogen maar toch heel mooi leven. Dank zij God en dank zij alle confraters, die me altijd gesteund hebben en me nooit in de steek hebben gelaten. IK ben nu al vele jaren te Salzinnes en ik ben er gelukkig.

Dank voor alles.

Robert Giaux


Homepagina | Contact | Overzicht van de site | | Statistieken van de site | Bezoekers : 352 / 1154775

De activiteit van de site opvolgen nl  De activiteit van de site opvolgen Getuigenissen - Gebeurtenissen   ?    |    titre sites syndiques OPML   ?

Site gebouwd met SPIP 3.0.28 + AHUNTSIC

Creative Commons License