missionarissen van afrika
missionnaires d’afrique

L A V I G E R I E . be

Pater Karel Watteeuw

mercredi 8 février 2017 par Jef Vleugels
  Zondagmorgen 5 februari 2017, rond 6u30, is onze confrater
 
Karel Watteeuw


in Avondrust zachtjes ingeslapen, uitgedoofd als een kaars.

Karel werd op 6 november 1924 te Roeselare in het bisdom Brugge (West-Vlaanderen) geboren. Lagere school en Oude humaniora volgde hij op het Kleinseminarie in zijn geboortestad, waar hij lid was van de scouts. In september 1944 treedt hij binnen bij de Witte Paters in Boechout, waar hij drie jaar filosofie doet ; volgt dan het noviciaat te Varsenare. Zijn eerste jaar theologie doet hij in Mariënthal, de volgende jaren in Heverlee, waar hij op 21 juli 1951 zijn missionariseed aflegt en op 12 april 1952 priester wordt gewijd. Zijn begeleiders beschrijven Karel als een toegewijd en edelmoedig man, die gewetensvol zijn taak volbrengt ; geen grote intellectueel, maar praktisch ingesteld en bekwaam. Delicaat en eenvoudig in omgang, wat timide, maar een groot hart. Zijn zenuwen kunnen hem wel parten spelen en hij is zeer beïnvloedbaar, rap onder de indruk. Hij is geen leiderstype. Zijn gezondheid laat te wensen over. Een goed klimaat is aan te raden...

Benoemd in Rwanda, vertrekt Karel op 13 september 1952 met Sobelair en vervoegt zijn eerste post, Kansi, waar hij de taal leert en directeur van de scholen is. Begin 1954 wordt hij overgeplaatst naar Rushaki, waar hij zeer goed slaagt bij de onderwijzers. In die periode reageert hij, als “jonge schacht”, op een schrijven van pater Mosmans, provinciaal van België, in Nuntiuncula over het beleven van de armoede. Karel toont zich zeer kritisch voor al wat luxe is, maar evenzeer voor econooms die te lui zijn om het terrein van de missie te doen renderen voor het apostolaat en voor de gemeenschap van de paters. “Het is mogelijk arm te leven en te zijn, maar het nodige te hebben, als er maar een verstandige leiding is van het economaat. Me dunkt dat dit ook een aspect is van de armoede”.

Een jaar later doet men beroep op hem voor het Kleinseminarie van Kabgayi. Maar dat “zittend” leven tussen vier muren werkt zo op zijn zenuwen dat hij reeds na vier maanden terug de broesse in mag, deze keer naar Mibilizi, waar hij in augustus 1956 toekomt. Daar slaagt hij zeer goed in de scholen en in de gewone pastoraal. Pater Van Hoof, regionaal, merkt nochtans op dat Karel vaak onbesuisd teveel hooi op zijn vork neemt en vergeet op tijd de nodige rust te nemen. Tijdens zijn eerste verlof in november 1959 ondergaat Karel twee operaties aan de rug, volgt de grote retraite en de sessie te Mours, maar wil dan zo vlug mogelijk terug naar Rwanda vertrekken. In februari 1961 is hij voor enkele maanden terug in Mibilizi. Vermits de ethnische spanningen er hoogtij vieren, wordt van hogerhand besloten de missie over te dragen aan de locale clerus.

Karel wordt in mei 1961 benoemd te Byumba, in januari 1962 wordt hij pastoor te Rwesero en in januari 1963 stichter en pastoor van Burehe. Karel werkt hard, maar kan, aldus pater Van Hoof, regionaal, « quelques accrocs bien bêtes avec les chrétiens et même avec son confrère » niet vermijden. Daarop schrijft hij een lange brief aan de bisschop met copie voor de regionaal, waarin hij zijn beklag doet over zijn jonge confrater die veel te ondernemend en te progressief is. Begin 1965 wordt Karel pastoor te Rushaki. De gemeentelijke autoriteiten en zelfs sommige christenen hebben liever niet dat de Witte Paters terugkomen, omdat die binnen geslopen misbruiken zouden willen rechtzetten. En zeker een man met principes als Karel. Hij schrijft een lange brief aan de bisschop waarin hij alle mistoestanden uiteenzet.

In september vertrekt hij op verlof en Jules Severy, regionaal, noteert : “Il était grand temps : intenable à Rushaki !” In juni 1967 werkt Karel in Busogo, maar moet er weg wegens opstootjes tegen hem. Hij wordt dan in Rwaza benoemd, waar alles evenmin van een leien dakje loopt. Begin 1969 stuurt hij een uitvoerige brief aan pater Severy. Hij voelt Rwaza aan als een gevangenis. De pastoor heeft niet het minste vertrouwen in hem ; het W.P.-leven is “een grote leugen”, “een moord op priesterljke zielen”. En hij vraagt tijdelijk buiten gemeenschap te mogen leven. Dat voorstel kent geen concreet gevolg.

Als Karel in juli 1970 op verlof vertrekt, wil de regionaal dat hij laat onderzoeken of er medisch niets te doen is aan zijn choleriek temperament. Pater Severy schuift zijn terugkomst naar Rwnda op de lange baan. In België stelt Karel zich in afwachting ter beschikking van de Sint-Lodewijkparochie te Deerlijk in het bisdom Brugge, in opvolging van confrater Maurice Maes. Voor Karel is het maar een tijdelijke oplossing, want hij wil terug naar Rwanda. Ondertussen besluit de Raad in Rwanda dat Karel een laatste kans verdient.

In februari 1975 wordt hij onderpastoor in Muyunzwe (bisdom Butare) in een voor hem nieuwe streek. Pater Severy drukt er in zijn welkomsbrief op “dat in de huidige omstandigheden..., de mensen sommige houdingen van ons niet meer aanvaarden”. Wanneer Rwandese priesters de parochie overnemen in oktober 1976, wordt Karel in Kibangu (bisdom Kabgayi) benoemd.

Op zijn eigen vraag komt hij in april 1978 definitief naar België terug. Bij zijn aankomst stond een ganse autobus met parochianen van Deerlijk hem op te wachten. De bisschop van Bruggge benoemt hem als onderpastoor in de Heilige Godelieveparochie te Roeselare. Hij begint er op 1 januari 1979 en gaat inwonen bij zijn zus Marie-Louise. Karel is enthousiast over zijn nieuwe parochie en over het priesterteam. Hij is verantwoordelijk voor een sector van meer dan duizend gezinnen, alsook voor de parochiale misdienaars en voorlezers. Hij organiseert de geestelijke vorming van de liturgische en bijbelgroepen van de parochie. In januari 1981 vraagt pater provinciaal hem deel uit te maken van de gemeenschap die de zorg voor de Heilige Catherinaparochie waarneemt te Stabroek in het bisdom Antwerpen. De samenwerking met zijn confrater pastoor, Jan Blockx, verloopt moeilijk. Karel voelt zich “in de hoek gedrukt, niet gewaardeerd”. Hij vergeet Rwanda niet. Met weemoed schrijft hij in 1989 : “Kerk in Vlaanderen en Kerk in Rwanda denk ik het best te kunnen resumeren als volgt : hier een zieltogende Kerk en in Afrika een levende Kerk”. In 1989 bereikt Karel de pensioengerechtigde leeftijd en biedt zijn ontslag aan. In mei 1990 neemt hij zijn intrek in onze gemeenschap van La Plante te Namen en wordt door de bisschop in september pastoor benoemd te Beez, waar hij zijn intrek neemt in de pastorie. Het is een kleine, nog deels landelijke parochie, waar Karel zich rustig ten dienste stelt van de mensen. Hij blijft er tot in september 1997

Benoemd te Varsenare op 1 oktober 1997, doet Karel nog enkele jaren dienst als aalmoezenier in Avondrust, van februari 1999 tot februari 2005. Na enkele jaren in de gemeenschap van het kasteel, keert hij op 1 november 2008 terug naar Avondrust, dit maal als resident. De laatste twee jaren was hij wel totaal ‘afwezig’, maar zijn dankbare glimlach was nooit ver weg. Hij overleed op zondag 5 februari 2017.

  De uitvaartliturgie zal plaats hebben op vrijdag 10 februari om 10u30 in onze kapel te Varsenare.
Concelebranten brengen albe en witte stoola.

Gelieve Varsenare te verwirrigen van uw komst.
 

 
Jef Vleugels           
 

Accueil | Contact | Plan du site | | Statistiques du site | Visiteurs : 819 / 1152704

Suivre la vie du site fr  Suivre la vie du site Onze overledenen   ?    |    titre sites syndiques OPML   ?

Site réalisé avec SPIP 3.0.28 + AHUNTSIC

Creative Commons License